atrophy
US /ˈæt.rə.fi/
UK /ˈæt.rə.fi/
1.
atrofie, verschrompeling
the wasting away of a body organ or tissue
:
•
Muscle atrophy can occur due to prolonged disuse.
Spieratrofie kan optreden door langdurig niet-gebruik.
•
The doctor diagnosed the patient with optic nerve atrophy.
De arts diagnosticeerde de patiënt met optische zenuwatrofie.
1.
atrofiëren, verschrompelen
to waste away or degenerate due to lack of use or neglect
:
•
Without constant practice, his skills began to atrophy.
Zonder constante oefening begonnen zijn vaardigheden te atrofiëren.
•
If you don't use your brain, it will atrophy.
Als je je hersenen niet gebruikt, zullen ze atrofiëren.