atrium
US /ˈeɪ.tri.əm/
UK /ˈeɪ.tri.əm/
1.
atrium, binnenplaats
the central hall or court of an ancient Roman house, typically having a an open roof and a shallow pool for rainwater.
:
•
The ancient Roman house featured a beautiful atrium with a compluvium.
Het oude Romeinse huis had een prachtig atrium met een compluvium.
•
Archaeologists discovered remnants of an atrium in the ruins.
Archeologen ontdekten overblijfselen van een atrium in de ruïnes.
2.
atrium, lichthof
an open-roofed entrance court in a modern building.
:
•
The hotel lobby featured a grand atrium with a glass ceiling.
De hotellobby had een groots atrium met een glazen plafond.
•
The shopping mall's atrium was filled with natural light.
Het atrium van het winkelcentrum was gevuld met natuurlijk licht.
3.
atrium, boezem
each of the two upper cavities of the heart from which blood passes to the ventricles.
:
•
The right atrium receives deoxygenated blood from the body.
Het rechter atrium ontvangt zuurstofarm bloed uit het lichaam.
•
Blood flows from the left atrium into the left ventricle.
Bloed stroomt van het linker atrium naar de linker hartkamer.