aggravate

US /ˈæɡ.rə.veɪt/
UK /ˈæɡ.rə.veɪt/
"aggravate" picture
1.

verergeren, verslechteren

make (a problem, injury, or offense) worse or more serious

:
The loud music began to aggravate his headache.
De luide muziek begon zijn hoofdpijn te verergeren.
His constant complaining only served to aggravate the situation.
Zijn constante geklaag diende alleen maar om de situatie te verergeren.
2.

irriteren, ergeren

annoy or exasperate (someone), especially persistently

:
His constant interruptions began to aggravate me.
Zijn constante onderbrekingen begonnen me te irriteren.
Don't aggravate your mother with your whining.
Irriteer je moeder niet met je gezeur.