affliction

US /əˈflɪk.ʃən/
UK /əˈflɪk.ʃən/
"affliction" picture
1.

aandoening, kwelling, ellende

something that causes pain or suffering

:
The country was plagued by the affliction of war.
Het land werd geteisterd door de ellende van oorlog.
She suffered from a mysterious affliction for years.
Ze leed jarenlang aan een mysterieuze aandoening.
2.

lijden, kwelling, smart

the state of being in pain or suffering

:
He bore his affliction with remarkable courage.
Hij droeg zijn lijden met opmerkelijke moed.
The family shared in her affliction.
De familie deelde in haar lijden.