affinity
US /əˈfɪn.ə.t̬i/
UK /əˈfɪn.ə.t̬i/

1.
affiniteit, sympathie, aantrekking
a spontaneous or natural liking or sympathy for someone or something
:
•
He has a natural affinity for languages.
Hij heeft een natuurlijke affiniteit met talen.
•
There was an immediate affinity between them.
Er was een onmiddellijke affiniteit tussen hen.
2.
affiniteit, verwantschap, overeenkomst
a relationship or resemblance in structure or character between diverse things
:
•
There is a strong affinity between the two cultures.
Er is een sterke affiniteit tussen de twee culturen.
•
The chemical elements show an affinity for each other.
De chemische elementen vertonen een affiniteit voor elkaar.