wire

US /waɪr/
UK /waɪr/
"wire" picture
1.

draad

a metal drawn out into a thin flexible strand or rod

:
The fence was made of barbed wire.
Het hek was gemaakt van prikkeldraad.
He connected the two components with a copper wire.
Hij verbond de twee componenten met een koperdraad.
2.

afluisterapparaat, microfoon

a hidden microphone or recording device carried by a person to record conversations

:
The informant was wearing a wire during the meeting.
De informant droeg een afluisterapparaat tijdens de vergadering.
The police suspected he was wearing a wire.
De politie vermoedde dat hij een afluisterapparaat droeg.
1.

overmaken, bedraden

to send money by telegraphic transfer

:
I need to wire money to my family overseas.
Ik moet geld overmaken naar mijn familie in het buitenland.
The company will wire your payment directly to your bank account.
Het bedrijf zal uw betaling rechtstreeks naar uw bankrekening overmaken.
2.

bedraden, installeren

to install electric wires in a building or device

:
The electrician came to wire the new extension.
De elektricien kwam de nieuwe aanbouw bedraden.
You need to wire the circuit correctly for it to work.
Je moet het circuit correct bedraden om het te laten werken.