whip up
US /wɪp ʌp/
UK /wɪp ʌp/

1.
snel klaarmaken, in elkaar flansen
to quickly make a meal or something to eat
:
•
She can whip up a delicious dinner in no time.
Ze kan in een mum van tijd een heerlijk diner klaarmaken.
•
Let's whip up some sandwiches for the picnic.
Laten we snel wat broodjes maken voor de picknick.
2.
opwekken, aanwakkeren, aanmoedigen
to excite or stir up strong feelings or support in people
:
•
The speaker tried to whip up enthusiasm among the crowd.
De spreker probeerde enthousiasme onder de menigte op te wekken.
•
The politician's speech was designed to whip up support for his campaign.
De toespraak van de politicus was bedoeld om steun voor zijn campagne op te wekken.