unfortunate
US /ʌnˈfɔːr.tʃən.ət/
UK /ʌnˈfɔːr.tʃən.ət/

1.
2.
ongelukkig, ongepast
not appropriate, suitable, or becoming
:
•
His comments were rather unfortunate given the circumstances.
Zijn opmerkingen waren nogal ongelukkig gezien de omstandigheden.
•
It was an unfortunate choice of words.
Het was een ongelukkige woordkeuze.