triage
US /ˈtriː.ɑːʒ/
UK /ˈtriː.ɑːʒ/
1.
triage
the process of sorting victims, as of a battle or disaster, to determine priority of medical treatment
:
•
The paramedics performed triage at the scene of the accident.
De paramedici voerden triage uit op de plaats van het ongeval.
•
Effective triage is crucial in mass casualty incidents.
Effectieve triage is cruciaal bij incidenten met veel slachtoffers.
2.
prioritering, selectie
the process of determining the most important issues or tasks in a situation where many need attention
:
•
We need to do some triage on these customer complaints.
We moeten wat triage doen met deze klachten van klanten.
•
Project managers often use triage to prioritize tasks.
Projectmanagers gebruiken vaak triage om taken te prioriteren.
1.
triage, prioriteren
to sort and prioritize (patients, problems, etc.) according to urgency or severity
:
•
The emergency room staff had to quickly triage the incoming patients.
Het personeel van de spoedeisende hulp moest de binnenkomende patiënten snel triagen.
•
Before starting the project, we need to triage all the tasks.
Voordat we met het project beginnen, moeten we alle taken triagen.