Engels-Nederlands Woordenboek

Betekenis van het woord tooth in het Nederlands

Wat betekent tooth in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

tooth

US /tuːθ/
UK /tuːθ/
"tooth" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

tand

each of a set of hard, bony enamelled structures in the jaws of most vertebrates, used for biting and chewing food.

Voorbeeld:
•
He brushed his teeth twice a day.
Hij poetste zijn tanden twee keer per dag.
•
The baby is cutting a new tooth.
De baby krijgt een nieuwe tand.
Synoniem:
fangtuskincisorcaninemolar
2.

tand, vertanding

a projection on a gear, saw, or comb.

Voorbeeld:
•
The saw has sharp teeth.
De zaag heeft scherpe tanden.
•
The comb's teeth are broken.
De tanden van de kam zijn gebroken.
Synoniem:
cogprongtineserration
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord:
tooth fairybaby toothmilk toothwisdom toothfine-tooth comb