tassel
US /ˈtæs.əl/
UK /ˈtæs.əl/
1.
kwast, franje
a finishing decoration consisting of a bunch of threads or cords, fastened at one end and hanging free at the other, used on clothes, curtains, or other items
:
•
The graduation cap had a golden tassel.
De afstudeerhoed had een gouden kwast.
•
She decorated the cushions with decorative tassels.
Ze versierde de kussens met decoratieve kwasten.
2.
pluim, bloeiwijze van maïs
the male flower of a corn plant, consisting of a stalk bearing a spike of small flowers
:
•
The corn plant developed a large tassel at its top.
De maïsplant ontwikkelde een grote pluim aan de top.
•
Farmers observe the corn tassels to determine pollination time.
Boeren observeren de maïspluimen om de bestuivingstijd te bepalen.
1.
franjelen, pluimen vormen
to form or hang in a tassel or tassels
:
•
The threads began to tassel at the edges of the fabric.
De draden begonnen te franjelen aan de randen van de stof.
•
The corn stalks will soon tassel, indicating maturity.
De maïsstengels zullen spoedig pluimen vormen, wat rijpheid aangeeft.