talk out of
US /tɔːk aʊt ʌv/
UK /tɔːk aʊt ʌv/

1.
overtuigen om niet te doen, afpraten
to persuade someone not to do something
:
•
I tried to talk him out of quitting his job, but he wouldn't listen.
Ik probeerde hem ervan te overtuigen zijn baan niet op te zeggen, maar hij wilde niet luisteren.
•
Can you talk her out of buying that expensive car?
Kun je haar ervan overtuigen die dure auto niet te kopen?