deter
US /dɪˈtɝː/
UK /dɪˈtɝː/

1.
afschrikken, ontmoedigen, weerhouden
discourage (someone) from doing something by instilling doubt or fear of the consequences
:
•
The high cost of the program might deter some students from applying.
De hoge kosten van het programma kunnen sommige studenten afschrikken om zich aan te melden.
•
Security cameras are often used to deter crime.
Beveiligingscamera's worden vaak gebruikt om misdaad te afschrikken.