survival
US /sɚˈvaɪ.vəl/
UK /sɚˈvaɪ.vəl/

1.
overleving, voortbestaan
the state or fact of continuing to live or exist, especially in spite of difficult conditions
:
•
The polar bear's thick fur is essential for its survival in the Arctic.
De dikke vacht van de ijsbeer is essentieel voor zijn overleving in het Noordpoolgebied.
•
The company's survival depends on increasing sales.
Het voortbestaan van het bedrijf hangt af van het verhogen van de verkoop.