stark

US /stɑːrk/
UK /stɑːrk/
"stark" picture
1.

grimmig, kaal, strak

severe or bare in appearance or outline

:
•
The landscape was stark and barren.
Het landschap was grimmig en kaal.
•
The room was decorated in a stark, minimalist style.
De kamer was ingericht in een strakke, minimalistische stijl.
:
bleakausterebareharshsevere
2.

hard, schril, duidelijk

unpleasantly or sharply clear

:
•
The stark reality of the situation hit them hard.
De harde realiteit van de situatie raakte hen hard.
•
There was a stark contrast between their wealth and the poverty of the villagers.
Er was een schril contrast tussen hun rijkdom en de armoede van de dorpelingen.
:
harshgrimbluntunmistakableobvious
1.

helemaal, volledig

completely; absolutely

:
•
He was stark naked.
Hij was helemaal naakt.
•
The room was stark white.
De kamer was spierwit.
:
completelyabsolutelyutterlyentirelywholly
:
(stark) raving mad