squirm
US /skwɝːm/
UK /skwɝːm/

1.
kronkelen, wurmen, zich ongemakkelijk voelen
to wriggle or twist the body from side to side, especially as a result of nervousness or discomfort
:
•
The child began to squirm in his seat during the long lecture.
Het kind begon te kronkelen op zijn stoel tijdens de lange lezing.
•
He tried to squirm out of the tight grip.
Hij probeerde zich uit de stevige greep te wurmen.
2.
zich ongemakkelijk voelen, zich schamen
to feel or show discomfort or embarrassment
:
•
He began to squirm under the intense questioning.
Hij begon te kronkelen onder de intense ondervraging.
•
The awkward silence made everyone squirm.
De ongemakkelijke stilte deed iedereen kronkelen.