spiral
US /ˈspaɪr.əl/
UK /ˈspaɪr.əl/

1.
spiraal
a curve which winds round a central point, getting further or closer to it as it revolves
:
•
The staircase wound upwards in a graceful spiral.
De trap draaide sierlijk omhoog in een spiraal.
•
The smoke rose in a slow spiral.
De rook steeg langzaam op in een spiraal.
2.
spiraal, neerwaartse spiraal
a continuous and dramatic increase or decrease in something
:
•
The country is in an economic spiral of decline.
Het land bevindt zich in een economische spiraal van achteruitgang.
•
The company entered a downward spiral after the scandal.
Het bedrijf raakte na het schandaal in een neerwaartse spiraal.
1.
2.
spiralen, verslechteren, stijgen
undergo a continuous and dramatic increase or decrease
:
•
Prices continued to spiral upwards.
Prijzen bleven omhoogschieten.
•
His mental health began to spiral downwards.
Zijn geestelijke gezondheid begon achteruit te gaan.