speed up
US /spiːd ʌp/
UK /spiːd ʌp/

1.
versnellen, vaart maken
to increase in speed
:
•
The car began to speed up as it approached the highway.
De auto begon te versnellen toen hij de snelweg naderde.
•
We need to speed up the production process.
We moeten het productieproces versnellen.