sleeve
US /sliːv/
UK /sliːv/
1.
mouw
the part of a garment that covers the arm
:
•
He rolled up his sleeves and got to work.
Hij stroopte zijn mouwen op en ging aan het werk.
•
The dress has long sleeves.
De jurk heeft lange mouwen.
2.
hoes, omhulsel
a protective covering for something, typically cylindrical or open at both ends
:
•
He put the record back in its cardboard sleeve.
Hij stopte de plaat terug in zijn kartonnen hoes.
•
The coffee cup came with a protective sleeve.
De koffiekop kwam met een beschermende hoes.