sighted
US /ˈsaɪ.t̬ɪd/
UK /ˈsaɪ.t̬ɪd/

1.
ziende
having the ability to see
:
•
The guide dog helps the visually impaired person navigate, while a sighted person can walk freely.
De blindengeleidehond helpt de visueel gehandicapte persoon navigeren, terwijl een ziende persoon vrij kan lopen.
•
She is a sighted artist who creates beautiful sculptures.
Zij is een ziende kunstenaar die prachtige sculpturen maakt.
1.
gezien, waargenomen
to see or observe something, especially something unusual or unexpected
:
•
The rare bird was sighted near the lake.
De zeldzame vogel werd gezien bij het meer.
•
A UFO was reportedly sighted over the city last night.
Een UFO werd naar verluidt gisteravond boven de stad gezien.