Betekenis van het woord shopping in het Nederlands
Wat betekent shopping in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
shopping
US /ˈʃɑː.pɪŋ/
UK /ˈʃɑː.pɪŋ/

Zelfstandig Naamwoord
1.
winkelen, boodschappen doen
the activity of buying things from shops
Voorbeeld:
•
I love going shopping for new clothes.
Ik ga graag winkelen voor nieuwe kleren.
•
We did all our Christmas shopping online this year.
We hebben al onze kerstinkopen dit jaar online gedaan.
Werkwoord
1.
winkelen, boodschappen doen
the act of going to shops and buying things
Voorbeeld:
•
She spent the whole afternoon shopping.
Ze bracht de hele middag winkelend door.
•
Are you going shopping today?
Ga je vandaag winkelen?
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord: