go shopping
US /ɡoʊ ˈʃɑː.pɪŋ/
UK /ɡoʊ ˈʃɑː.pɪŋ/

1.
gaan winkelen, winkelen
to visit shops and buy things
:
•
I need to go shopping for new clothes.
Ik moet gaan winkelen voor nieuwe kleren.
•
Let's go shopping this weekend.
Laten we dit weekend gaan winkelen.