sheath

US /ʃiːθ/
UK /ʃiːθ/
"sheath" picture
1.

schede, foedraal

a cover for the blade of a knife or sword

:
•
He drew his sword from its sheath.
Hij trok zijn zwaard uit de schede.
•
The knife was safely tucked into its leather sheath.
Het mes zat veilig in zijn leren schede.
:
scabbardcasecovercasingholder
2.

omhulsel, bekleding

a close-fitting covering or container

:
•
The cable was protected by a plastic sheath.
De kabel werd beschermd door een plastic omhulsel.
•
The insect's body was covered in a hard, chitinous sheath.
Het lichaam van het insect was bedekt met een harde, chitineuze schede.
:
casingcoveringenvelopecoatingmembrane
1.

in de schede steken, bekleden

to cover or enclose (something) with a sheath or a similar covering

:
•
He carefully sheathed the knife after use.
Hij stak het mes voorzichtig in de schede na gebruik.
•
The entire structure was sheathed in copper panels.
De hele structuur was bekleed met koperen panelen.
:
encasecoverwrapenvelopclad
:
sheath dress