raven

US /ˈreɪ.vən/
UK /ˈreɪ.vən/
"raven" picture
1.

raaf

a large, heavily built crow with glossy black plumage, a stout bill, and a long wedge-shaped tail.

:
A lone raven soared majestically over the mountain peak.
Een eenzame raaf zweefde majestueus over de bergtop.
The old tale spoke of a wise raven.
Het oude verhaal sprak van een wijze raaf.
1.

zwart, gitzwart

of a glossy black color

:
She had long, flowing raven hair.
Ze had lang, golvend zwart haar.
His eyes were a deep, piercing raven shade.
Zijn ogen waren een diepe, doordringende zwart tint.
1.

verslinden, gulzig eten

to devour greedily

:
The hungry wolves would raven the carcass.
De hongerige wolven zouden het karkas verslinden.
He had a wild look in his eyes, as if ready to raven his prey.
Hij had een wilde blik in zijn ogen, alsof hij klaar was om zijn prooi te verslinden.