rag

US /ræɡ/
UK /ræɡ/
"rag" picture
1.

lap, vod

a piece of old cloth, especially one torn or worn, used for cleaning or as a dust cloth

:
She wiped the counter with a damp rag.
Ze veegde het aanrecht schoon met een vochtige lap.
He used an old rag to polish his shoes.
Hij gebruikte een oude lap om zijn schoenen te poetsen.
2.

vod, prulblad

a newspaper or magazine, especially one regarded as being of poor quality

:
I wouldn't read that gossip rag if you paid me.
Ik zou die roddelkrant niet lezen, zelfs niet als je me ervoor betaalde.
He writes for some obscure political rag.
Hij schrijft voor een obscure politieke krant.
1.

plagen, treiteren

to tease, play jokes on, or criticize (someone) in a playful but sometimes annoying way

:
His friends always rag him about his terrible singing.
Zijn vrienden plagen hem altijd met zijn vreselijke zang.
The older students would often rag the freshmen.
De oudere studenten plaagden vaak de eerstejaars.