powder

US /ˈpaʊ.dɚ/
UK /ˈpaʊ.dɚ/
"powder" picture
1.

poeder

a dry, finely ground substance, typically produced by crushing, grinding, or disintegrating a solid substance

:
•
The baker dusted the cake with a fine layer of powder.
De bakker bestrooide de cake met een fijne laag poeder.
•
She used a special powder to clean the silver.
Ze gebruikte een speciaal poeder om het zilver schoon te maken.
:
dustgranulesparticles
2.

poeder, gezichtspoeder

cosmetic powder for the face

:
•
She applied face powder to reduce shine.
Ze bracht gezichtspoeder aan om glans te verminderen.
•
Her compact contained a mirror and pressed powder.
Haar compact bevatte een spiegel en geperst poeder.
:
face powdermakeup powder
1.

poederen, bestrooien

to apply powder to something or someone

:
•
She carefully powdered her nose before the meeting.
Ze poederde voorzichtig haar neus voor de vergadering.
•
The chef powdered the donuts with confectioners' sugar.
De chef poederde de donuts met poedersuiker.
:
dustsprinklecoat
:
face powderpowdered milkpowdered sugarbaking powderwashing powderpowder pufftalcum powder