player
US /ˈpleɪ.ɚ/
UK /ˈpleɪ.ɚ/

1.
speler
a person taking part in a game or sport
:
•
He is a key player on the basketball team.
Hij is een belangrijke speler in het basketbalteam.
•
The chess player made a strategic move.
De schaakspeler deed een strategische zet.
2.
3.
speler, muzikant
a person who plays a musical instrument
:
•
She is a talented piano player.
Ze is een getalenteerde pianospeler.
•
The band needs a new bass player.
De band heeft een nieuwe basspeler nodig.