permanently

US /ˈpɝː.mə.nənt.li/
UK /ˈpɝː.mə.nənt.li/
"permanently" picture
1.

permanent, voorgoed

for always; for an indefinite period

:
He moved to Canada permanently.
Hij verhuisde permanent naar Canada.
The damage to the building was permanently repaired.
De schade aan het gebouw werd permanent gerepareerd.