permanent
US /ˈpɝː.mə.nənt/
UK /ˈpɝː.mə.nənt/

1.
permanent, blijvend, vast
lasting or intended to last or remain unchanged indefinitely
:
•
She is looking for a permanent job.
Ze zoekt een vaste baan.
•
The ink created a permanent stain on the carpet.
De inkt veroorzaakte een permanente vlek op het tapijt.
1.
permanent, duurkrul
a perm
:
•
She got a permanent at the salon.
Ze heeft een permanent laten zetten in de salon.
•
My grandmother used to get a permanent every few months.
Mijn grootmoeder liet elke paar maanden een permanent zetten.