perfect tense

US /ˈpɜːr.fɪkt tens/
UK /ˈpɜːr.fɪkt tens/
"perfect tense" picture
1.

voltooid tegenwoordige tijd, voltooid verleden tijd

a verb tense that expresses an action or state that occurred at an indefinite time in the past or began in the past and continues to the present

:
The sentence 'I have eaten' is an example of the present perfect tense.
De zin 'I have eaten' is een voorbeeld van de tegenwoordige voltooid tegenwoordige tijd.
She had already finished her homework when I arrived, which is an example of the past perfect tense.
Ze had haar huiswerk al af toen ik aankwam, wat een voorbeeld is van de verleden voltooid verleden tijd.