organized

US /ˈɔːr.ɡən.aɪzd/
UK /ˈɔːr.ɡən.aɪzd/
"organized" picture
1.

georganiseerd, gestructureerd

arranged or structured in a systematic way

:
Her desk is always very organized.
Haar bureau is altijd erg georganiseerd.
The event was well organized.
Het evenement was goed georganiseerd.
2.

georganiseerd, efficiënt

having one's life or work well-planned and efficient

:
She is a very organized person, always on top of her tasks.
Ze is een zeer georganiseerd persoon, altijd op de hoogte van haar taken.
Being organized helps reduce stress.
Georganiseerd zijn helpt stress te verminderen.
1.

organiseerde, georganiseerd

past tense and past participle of organize

:
They organized a protest against the new policy.
Ze organiseerden een protest tegen het nieuwe beleid.
The files were organized alphabetically.
De bestanden werden alfabetisch georganiseerd.