onboard

US /ɑːnˈbɔːrd/
UK /ɑːnˈbɔːrd/
"onboard" picture
1.

aan boord

on a ship, aircraft, or other vehicle

:
All passengers are now onboard.
Alle passagiers zijn nu aan boord.
The crew welcomed us onboard.
De bemanning verwelkomde ons aan boord.
2.

ingebouwd, geïntegreerd

as part of a larger system or device

:
The car has an onboard navigation system.
De auto heeft een ingebouwd navigatiesysteem.
The computer has onboard graphics.
De computer heeft ingebouwde grafische kaarten.
1.

inwerken, binnenhalen

to bring a person or group into an organization or team

:
We need to onboard new employees quickly.
We moeten snel nieuwe medewerkers inwerken.
The company is looking to onboard several new clients next quarter.
Het bedrijf wil volgend kwartaal verschillende nieuwe klanten binnenhalen.
1.

aan boord

on a ship, aircraft, or other vehicle

:
The captain welcomed everyone onboard.
De kapitein verwelkomde iedereen aan boord.
Once you are onboard, you can relax.
Zodra je aan boord bent, kun je ontspannen.