nonsensical
US /ˌnɑːnˈsen.sɪ.kəl/
UK /ˌnɑːnˈsen.sɪ.kəl/

1.
onzin, absurd, zinloos
having no meaning; making no sense
:
•
His argument was completely nonsensical and illogical.
Zijn argument was volkomen onzin en onlogisch.
•
The comedian told a series of nonsensical jokes that still made everyone laugh.
De komiek vertelde een reeks onzin grappen die iedereen toch aan het lachen maakten.