none

US /nʌn/
UK /nʌn/
"none" picture
1.

geen, niemand

not any; no amount of

:
None of the students passed the exam.
Geen van de studenten is geslaagd voor het examen.
I have none left.
Ik heb er geen meer over.
1.

geenszins, helemaal niet

not at all; in no way

:
He was none the wiser after the explanation.
Hij was geenszins wijzer na de uitleg.
The task was none too easy.
De taak was geenszins te gemakkelijk.