motorcycle

US /ˈmoʊ.t̬ɚˌsaɪ.kəl/
UK /ˈmoʊ.t̬ɚˌsaɪ.kəl/
"motorcycle" picture
1.

motorfiets, motor

a two-wheeled vehicle that is powered by a motor and has a seat for one or two riders

:
He rode his motorcycle down the open road.
Hij reed met zijn motorfiets over de open weg.
She bought a new motorcycle for her commute.
Ze kocht een nieuwe motorfiets voor haar woon-werkverkeer.
1.

motorrijden

to ride a motorcycle

:
They plan to motorcycle across the country next summer.
Ze zijn van plan om volgende zomer het land door te motorrijden.
He loves to motorcycle through the mountains on weekends.
Hij houdt ervan om in het weekend door de bergen te motorrijden.