life-threatening
US /ˈlaɪfˌθret.nɪŋ/
UK /ˈlaɪfˌθret.nɪŋ/

1.
levensbedreigend
likely to cause death
:
•
He suffered a life-threatening injury in the accident.
Hij liep een levensbedreigende verwonding op bij het ongeluk.
•
The doctor warned that the condition was life-threatening.
De dokter waarschuwde dat de aandoening levensbedreigend was.