knitting
US /ˈnit̬.ɪŋ/
UK /ˈnit̬.ɪŋ/
1.
breien, breiwerk
the action or process of knitting
:
•
She enjoys knitting in her free time.
Ze geniet van breien in haar vrije tijd.
•
The sound of her needles during knitting was soothing.
Het geluid van haar naalden tijdens het breien was rustgevend.
2.
breiwerk, gebreide stof
material that has been knitted
:
•
She wore a warm piece of knitting, a scarf, around her neck.
Ze droeg een warm stuk breiwerk, een sjaal, om haar nek.
•
The shop sells various types of knitting, from sweaters to blankets.
De winkel verkoopt verschillende soorten breiwerk, van truien tot dekens.