kid

US /kɪd/
UK /kɪd/
"kid" picture
1.

kind, jongere

a child or young person

:
The kid was playing in the park.
Het kind speelde in het park.
She's a bright kid with a lot of potential.
Ze is een slim kind met veel potentieel.
2.

geitje

a young goat

:
The mother goat was with her two little kids.
De moedergeit was met haar twee kleine geitjes.
We saw a cute little kid jumping in the field.
We zagen een schattig klein geitje in het veld springen.
1.

grappen, plagen

to tease or joke with someone in a playful way

:
Are you kidding me? That's impossible!
Maak je een grapje? Dat is onmogelijk!
Don't worry, I'm just kidding.
Maak je geen zorgen, ik maak maar een grapje.