juvenile
US /ˈdʒuː.və.nəl/
UK /ˈdʒuː.və.nəl/

1.
jeugdige, jongere
a young person
:
•
The court deals with both adult and juvenile offenders.
De rechtbank behandelt zowel volwassen als jeugdige overtreders.
•
He works with troubled juveniles.
Hij werkt met probleemjongeren.
1.
jeugd-, jeugdig
of, for, or relating to young people
:
•
She writes juvenile fiction.
Ze schrijft jeugdliteratuur.
•
The new policy aims to reduce juvenile crime.
Het nieuwe beleid is gericht op het verminderen van jeugdcriminaliteit.