junction
US /ˈdʒʌŋk.ʃən/
UK /ˈdʒʌŋk.ʃən/
1.
knooppunt, splitsing
a point where two or more things are joined
:
•
The accident happened at the junction of two main roads.
Het ongeluk gebeurde op het knooppunt van twee hoofdwegen.
•
This is a critical junction in the railway network.
Dit is een cruciaal knooppunt in het spoorwegnetwerk.
2.
verbinding, samenkomst
the action or fact of joining or being joined
:
•
The junction of the two rivers creates a wider channel.
De samenkomst van de twee rivieren creëert een bredere geul.
•
The smooth junction of the new and old parts of the building was impressive.
De vloeiende verbinding van de nieuwe en oude delen van het gebouw was indrukwekkend.