indoors

US /ˌɪnˈdɔːrz/
UK /ˌɪnˈdɔːrz/
"indoors" picture
1.

binnen, naar binnen

into or within a building

:
It's raining, so let's go indoors.
Het regent, dus laten we naar binnen gaan.
The children played indoors all afternoon.
De kinderen speelden de hele middag binnen.