in favor
US /ɪn ˈfeɪ.vər/
UK /ɪn ˈfeɪ.vər/

1.
voor, ten gunste van
in support of or agreement with something
:
•
Are you in favor of the new policy?
Bent u voor het nieuwe beleid?
•
The majority voted in favor of the proposal.
De meerderheid stemde voor het voorstel.
2.
ten gunste van, in het voordeel van
to the advantage of someone or something
:
•
The decision was made in favor of the plaintiff.
De beslissing werd genomen ten gunste van de eiser.
•
She always acts in favor of her children.
Ze handelt altijd ten gunste van haar kinderen.