favored
US /ˈfeɪ.vɚd/
UK /ˈfeɪ.vɚd/
1.
bevoorrecht, favoriet
preferred or treated with special kindness or partiality
:
•
She was always the favored child.
Zij was altijd het bevoorrechte kind.
•
The team was favored to win the championship.
Het team was favoriet om het kampioenschap te winnen.
2.
begunstigd, voorzien van
having a particular appearance or character
:
•
The old house was favored with a charming, rustic look.
Het oude huis was begunstigd met een charmante, rustieke uitstraling.
•
His face was favored with a kind smile.
Zijn gezicht was begunstigd met een vriendelijke glimlach.