have it coming (to you)
US /hæv ɪt ˈkʌmɪŋ (tu ju)/
UK /hæv ɪt ˈkʌmɪŋ (tu ju)/

1.
het verdienen, het er naar gemaakt hebben
to deserve something bad that happens to you
:
•
After all the trouble he caused, he really had it coming.
Na alle problemen die hij veroorzaakte, had hij het er echt naar gemaakt.
•
If you keep being rude, you'll have it coming to you.
Als je zo onbeleefd blijft, krijg je het nog wel.