handy
US /ˈhæn.di/
UK /ˈhæn.di/
1.
handig, bruikbaar
convenient to handle or use; useful
:
•
This small tool is very handy for quick repairs.
Dit kleine gereedschap is erg handig voor snelle reparaties.
•
It's always handy to have a spare battery.
Het is altijd handig om een reservebatterij te hebben.
2.
dichtbij, binnen handbereik
located nearby; easily accessible
:
•
Keep your phone handy in case of an emergency.
Houd je telefoon bij de hand in geval van nood.
•
The store is quite handy, just a short walk from here.
De winkel is vrij dichtbij, slechts een korte wandeling hiervandaan.