practical

US /ˈpræk.tɪ.kəl/
UK /ˈpræk.tɪ.kəl/
"practical" picture
1.

praktisch

of or concerned with the actual doing or use of something rather than with theory and ideas

:
He has a lot of practical experience in engineering.
Hij heeft veel praktische ervaring in engineering.
The course focuses on practical skills for the workplace.
De cursus richt zich op praktische vaardigheden voor de werkplek.
2.

praktisch, bruikbaar

suitable for a particular purpose; effective or sensible in design or use

:
This car is very practical for a family.
Deze auto is erg praktisch voor een gezin.
It's a practical solution to the problem.
Het is een praktische oplossing voor het probleem.
3.

praktisch, nuchter

(of a person) sensible and realistic in their approach to a situation or problem

:
She's a very practical person, always finding the best way to get things done.
Ze is een heel praktisch persoon, vindt altijd de beste manier om dingen gedaan te krijgen.
He gave me some very practical advice.
Hij gaf me heel praktisch advies.