glorious
US /ˈɡlɔːr.i.əs/
UK /ˈɡlɔːr.i.əs/
1.
glorieus, roemrijk
having, worthy of, or bringing fame or admiration
:
•
The team achieved a glorious victory.
Het team behaalde een glorieuze overwinning.
•
It was a glorious moment in history.
Het was een glorieus moment in de geschiedenis.
2.
prachtig, heerlijk, schitterend
magnificent; delightful
:
•
We had a glorious time at the beach.
We hadden een heerlijke tijd op het strand.
•
The weather was absolutely glorious.
Het weer was absoluut prachtig.