glitter

US /ˈɡlɪt̬.ɚ/
UK /ˈɡlɪt̬.ɚ/
"glitter" picture
1.

glinstering, schittering

a sparkling or shimmering light or effect

:
The snow had a beautiful glitter in the sunlight.
De sneeuw had een prachtige glinstering in het zonlicht.
She loved the glitter of the diamonds.
Ze hield van de glinstering van de diamanten.
2.

glitter, pailletten

tiny pieces of sparkling material used for decoration

:
The craft project required a lot of glitter.
Het knutselproject vereiste veel glitter.
She sprinkled some glitter on the card.
Ze strooide wat glitter op de kaart.
1.

glinsteren, schitteren

to shine with a sparkling, shimmering, or flickering light

:
The distant city lights began to glitter as dusk fell.
De verre stadslampen begonnen te glinsteren toen de schemering viel.
Her eyes would glitter with excitement.
Haar ogen zouden glinsteren van opwinding.