gearing
US /ˈɡɪr.ɪŋ/
UK /ˈɡɪr.ɪŋ/
1.
versnelling, tandwielstelsel
the set of gears in a machine, especially a vehicle
:
•
The car has smooth gearing.
De auto heeft een soepele versnelling.
•
He adjusted the gearing for the uphill climb.
Hij paste de versnelling aan voor de klim bergop.
2.
schuldgraad, hefboomwerking
the ratio of a company's debt to its equity, used as an indicator of financial leverage
:
•
The company's high gearing indicates a reliance on borrowed capital.
De hoge schuldgraad van het bedrijf duidt op een afhankelijkheid van geleend kapitaal.
•
Analysts are concerned about the company's financial gearing.
Analisten maken zich zorgen over de financiële schuldgraad van het bedrijf.