formally
US /ˈfɔːr.mə.li/
UK /ˈfɔːr.mə.li/
1.
formeel, officieel
in a way that is in accordance with rules or conventions or with established practice
:
•
The agreement was formally signed by both parties.
De overeenkomst werd formeel door beide partijen ondertekend.
•
He was formally introduced to the board members.
Hij werd formeel voorgesteld aan de bestuursleden.
2.
formeel, stijf
in a stiff, precise, or conventional manner
:
•
She dressed very formally for the gala.
Ze kleedde zich heel formeel voor het gala.
•
He spoke formally, avoiding slang.
Hij sprak formeel, slang vermijdend.